SV | Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David. |
WLC | וַיְדַבֵּ֣ר שָׁא֗וּל אֶל־יֹונָתָ֤ן בְּנֹו֙ וְאֶל־כָּל־עֲבָדָ֔יו לְהָמִ֖ית אֶת־דָּוִ֑ד וִיהֹֽונָתָן֙ בֶּן־שָׁא֔וּל חָפֵ֥ץ בְּדָוִ֖ד מְאֹֽד׃ |
Trans. | wayəḏabēr šā’ûl ’el-ywōnāṯān bənwō wə’el-kāl-‘ăḇāḏāyw ləhāmîṯ ’eṯ-dāwiḏ wîhwōnāṯān ben-šā’ûl ḥāfēṣ bəḏāwiḏ mə’ōḏ: |
Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!